Vergunning voor afwijken bestemmingsplan

Soms past een bouwplan niet in een bestemmingsplan. Dan kan de gemeente in een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Dan moet wel sprake zijn van goede ruimtelijke ordening.

Wijziging bestemming advocaat bestuursrecht

Afwijken van bestemmingsplan redelijk?

 

De rechter beooordeelt ook (zie voorbeeld hieronder) of de gemeente in redelijkheid een vergunning kon verlenen in afwijking van een bestemmingsplan. Als een buurman het niet eens is met die vergunning kan hij bezwaar aantekenen bij de gemeente en als het bezwaar wordt afgewezen kan hij in beroep bij de rechtbank. Als je ook daar geen succes hebt kun je in hoger beroep bij de Raad van State zoals in het voorbeeld hieronder.

Vergunning wijziging bestemming

In de Wabo is bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met de volgende besluiten en plannen, te weten een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, provinciale verordening (artikel 4.1, lid 3 Wro), Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (artikel 4.3, lid 3 Wro). Door toepassing van art. 2.12 Wabo kan in bepaalde gevallen de strijdigheid met de bovenstaande besluiten en plannen worden opgeheven via een omgevingsvergunning. De regels zijn soms best complex. Een advocaat bestuursrecht kan behulpzaam zijn bij de vergunningaanvraag en wijziging van een bestemming.

Wijziging bestemming geregeld in het bestemmingsplan

Soms kan een beoogde situatie of gebruik in strijd zijn met het bestemmingsplan of een beheersverordening. De gemeente kan dit opheffen via een binnenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 1), bij AMvB aangewezen gevallen (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 2) (lijst met kruimelgevallen), buitenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3; voorheen ook wel een artikel 19 WRO procedure) of een tijdelijke afwijking (artikel 2.12, lid 2). Voor de meest vergaande wijziging van een bestemmingsplan is een ontheffing nodig indien in het bestemmingsplan niet is voorzien in een wijzigingsmogelijkheid; dan is dus de buitenplanse vrijstelling nodig.

Wijziging bestemmingsplan via vergunning (geen regeling in bestemmingsplan)

Door een aanvraag van een omgevingsvergunning (buitenplanse afwijking; art. 2.12 lid 1, sub a onder 3o Wabo) kan vergunning verleend worden worden voor een afwijking van het bestemmingsplan. Er moet gemotiveerd worden dat de omgevingsvergunningsaanvraag voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. De aanvraag moet voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing. De aanvraag voor wijziging van een bestemming in een bestemmingsplan via een omgevingsvergunning wordt getoetst aan

(A) een goede ruimtelijke ordening / zorgvuldige belangenafweging (Awb)
(B) verplichtingen milieuwetgeving en overige relevante regelgeving
(C) verklaring van geen bedenkingen gemeenteraad.

Afwijking bestemmingsplan voor bouwplan: ruimtelijke onderbouwing

Bij een aanvraag voor wijziging van een bestemming (buiten het bestemmingsplan) moet ook een ruimtelijke onderbouwing gegeven worden. In het Besluit omgevingsrecht (art. 5.20 Bor) is aangeven waaraan deze ruimtelijke onderbouwing moet voldoen. Een ruimtelijke onderbouwing is wel te vergelijken met de toelichting van een bestemmingsplan. Er moet ingegaan worden op de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishouding, cultuurhistorie en relatie met de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Ook moet voldaan worden aan de onderzoeksverplichtingen van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Bij stedelijke ontwikkelingen moeten de behoefte aan de ontwikkeling en de locatiekeuze onderbouwd worden. De ruimtelijke onderbouwing van de aanvraag voor wijziging van een bestemming kan vaak beknopter dan een toelichting bij een bestemmingsplan, aangezien deze gericht is op een specifieke, concrete ontwikkeling c.q. bouwplan. Stel gerust uw vraag als u hier niet uitkomt.

Procedure wijziging bestemmingsplan

Voor de omgevingsvergunning voor het (buiten het bestemmingsplan) afwijken van een bestemmingsplan (voorheen een projectbesluit) is de uitgebreide procedure van toepassing. De beslistermijn over wijziging van het bestemmingsplan is 6 maanden. Binnen de eerste 8 weken dient beslist te worden of termijn wordt verlengd met 6 weken. De procedure begint na de aanvraag van de wijziging van de bestemming met  terinzagelegging van een ontwerpbesluit waartegen zienswijzen ingediend kunnen worden gedurende  6 weken. Na terinzagelegging van het definitief besluit, kan een belanghebbende eventueel in beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Raad van State. De terinzageleggingstermijn van het besluit bedraagt 6 weken. Bij afwijken van het bestemmingsplan via artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wabo, geldt de voor een omgevingsvergunning de eis van publicatie van de wijziging van de bestemming.

Wijziging bestemmingsplan en bouwaanvraag

Bij een aanvraag wordt ingediend voor ‘bouwen’ die niet past binnen de geldende bestemming van het bestemmingsplan, dan wordt de aanvraag automatische gezien als een aanvraag voor «planologisch strijdig gebruik» als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onderdeel c Wabo. De bouwaanvraag wordt dan automatisch getoetst voor vergunning te bouwen in afwijking van de bestemming op basis van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3, Wabo.

Vergunning in twee stappen: wijziging bestemming en bouwvergunning

Het is mogelijk de vergunning in twee gedeelten te splitsen, zodat bijvoorbeeld eerst de wijziging van het bestemmingsplan wordt getoetst en daarna het bouwplan. De indiener kan zelf aangeven of de afwijking van het bestemmingsplan in de eerste fase getoetst moet worden en wat daarna wordt aangevraagd. Vraag vrijblijvend advies indien de gemeente niet meewerkt aan wijziging van de bestemming of indien u een advocaat bestuursrecht nodig heeft om bezwaar te maken tegen wijziging van een bestemming.

Wijziging bestemming:  gelijkheidsbeginsel bij vergunning tot legalisering

In een uitspraak Raad van State over afwijking bestemmingsplan met vergunning werd bij een buurman in afwijking van het bestemmingsplan een fietsenstalling toegestaan op een recreatiepark. Dat vond de bezwaarmaker in de direct omgeving vreemd omdat hem een afdakje boven zijn eigen fietsenstalling was geweigerd. Hij deed dus een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechter bij de Raad van State oordeelde dat het besluit tot omgevingsvergunningverlening voor de fietsenstalling de verhuurbaarheid van de vakantiewoningen van de bezwaarmaker nadelig zal beïnvloeden en dus de bezwaarmaker belanghebbende was.
amsterdam-bike-city

Hoger beroep tegen vergunning

Het hoger beroep is volgens de Raad van State gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De rechtbank ten onrechte geoordeeld dat bezwaarmaker  geen belanghebbende is, en om die reden zijn tegen de verleende omgevingsvergunning gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State behandelt daarom alsnog de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden. Hieruit blijkt dat het zinvol kan zijn om hoger beroep in te stellen. Vraag een advocaat bestuursrecht om een procesadvies of beroep of hoger beroep kansrijk is.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s