Verordening huisvesting onderuit

Boetes o.g.v. de huisvestingsverordening zijn door de rechter in Rotterdam onlangs vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat de Rotterdamse Huisvestingsverordening onverbindend is wegens strijd met artikel 2 Huisvestingswet 2014 en bij de toetsing van de bestreden boetebesluiten buiten toepassing dient te blijven. Ook de huisvestingsverordening Amsterdam verdient scherpere toetsing door de rechter omdat ook in Amsterdam vergunningen voor woningdelen gelden in gebieden met alleen duurdere woningen. Of een vergunning voor “onttrekking” nodig zou zijn voor tijdelijk verhuur. Dat is een gekunsteld vergunningstelsel. Studenten die samen een woning huren worden daar ook de dupe van de onhandig vergunningeisen van de gemeente.

Boete voor woningdelen

Vergunning woningdelen en onttrekking woning onderuit

De gemeenteraad van de gemeente Rotterdam heeft volgens de rechter in de Huisvestingsverordening niet onderbouwd dat in (delen van) de gemeente Rotterdam sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte. De gemeenteraad mag slechts gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om een huisvestingsverordening vast te stellen, indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.

Een huisvestingsverordening kan alleen vastgesteld worden, indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. In de toelichting op artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 vermeld dat het bij de bevoegdheden van de gemeenteraad altijd moet gaan om het goedkope deel van de woonruimtevoorraad, In Amsterdam is dat fout gegaan; daar is voor alle woningen in Amsterdam gesteld dat sprake is van schaarste ook voor de duurdere woning; voor dat geldt zou de verordening sowieso onverbindend zijn.

De tweede volzin (‘of voor de bevordering van de leefbaarheid en is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit.’) van artikel 2, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, zoals dit artikel oorspronkelijk luidde, is komen te vervallen. De gemeenteraad  kan de huisvestingsverordening dan ook niet vaststellen (enkel) met het oog op de aanpak van leefbaarheidsproblemen. In ieder geval dient aangetoond dat het gebruik van deze bevoegdheid noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.

Boete wegens ontbreken vergunning woningdelen door rechter vernietigd

Het betrof twee zaken. In de eerste zaak  had de eigenaar de woning verhuurd aan meer dan drie personen en daarvoor geen vergunning is verleend. Volgens de gemeente is de eigenaar van de woning daarmee  feitelijk overtreder van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening en kon de gemeente dus een boete opleggen. Volgens de eigenaar kan geen vergunningplicht in het leven worden geroepen op de (enkele) grond dat daarmee de leefbaarheid en het woon- en leefklimaat kan worden beïnvloed. Omdat op voornoemde grond de verordening onverbindend is, zoals deze gold van 1 januari 2016 tot 26 april 2017,  is de boete niet verschuldigd zo bepaalde de rechtbank.

In de andere zaak waren aanvragen ingediend om vergunningen voor woningvorming in de betreffende panden. In de verordening is verboden zonder een vergunning voor woningvorming te verbouwen tot twee of meer woonruimten. Op grond van artikel 3.3.4 van de Huisvestingsverordening 2017 weigert het college een vergunning voor woningvorming vooral omdat er een overschot zou bestaan aan kleine woonruimten en een tekort is aan grote woonruimten. Maar dat wordt betwist door de eigenaar van de panden. De eigenaar stelt dat zijn woningen niet onder het goedkope deel van de woonruimtevoorraad kunnen worden geschaard. De rechter volgde dit verweer.

Verordening voor huisvesting gaat verder dan wet toestaat

Deze rechtszaken over vergunning over huisvesting tonen aan dat Verordening voor huisvesting gaat verder dan wet toestaat. In mijn nieuwe boek De strijd tegen Schaarse Vergunningen ga ik daar uitgebreider op in De rechter die dat vaststelt mag de verordening dan buiten toepassing laten. De gemeente moet zorgen dat de verordening aan de wet voldoet. Het is mogelijk dat ook andere aanvragers van een vergunning ten onrechte een vergunning is geweigerd op basis van de toen geldende verordening. Die zullen dat moeten aankaarten bij de gemeente. Het is niet zo dat de uitspraak automatisch van invloed is op alle andere besluiten op basis van de verordening. Ook boetebesluiten op basis van de nu onverbindend verklaarde verordening zal de “overtreder” die een boete heeft betaald aan de orde moeten stellen bij de gemeente en kunnen verzoeken om terugbetaling van een ingevorderde boete. Dit is ook voor de gemeente geen alledaagse koek; dus als je hier niet verder mee komt mail dan gerust je vraag hierover.

Gevarenzone bij woningdelen: wie is overtreder?

Bij beoordeling of in strijd wordt gehandeld met regels voor woningdelen is bepalend de wijze waarop de woning feitelijk wordt bewoond. Hospitakamerverhuur lijkt tot nu toe het beste alternatief binnen de geldende regels in Amsterdam. Het verbouwen van een gezinswoning is niet bepalend voor het moment van omzetting, aangezien vele gezinswoningen geschikt zijn voor onzelfstandige bewoning zonder dat daarvoor vergunningplichtige bouwkundige voorzieningen nodig zijn. De bestuursrechter heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:288), dat “overtreder” is degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht > ook kan sprak zijn van “medeplegen” van een overtreding. De kwalificatie ‘medepleger’ is slechts gerechtvaardigd als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de betrokkene aan het feit van voldoende gewicht is. In het bijzonder wanneer het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, kunnen voor het oordeel dat zich niettemin een nauwe en bewuste samenwerking voordoet onder meer van belang zijn de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de betrokkene (zie de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2394).

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s